Bij het gebruik van digitale informatie- en communicatiemiddelen spelen zowel fysieke, cognitieve (waaronder taal) als psychosociale vaardigheden van gebruikers een rol. Beperkingen in een of meer van deze vaardigheden kunnen bij een persoon permanent (bijvoorbeeld vanwege een stoornis of beperking) of tijdelijk (bijvoorbeeld door een ingrijpende levensgebeurtenis) aanwezig zijn, of alleen optreden in een bepaalde gebruikssituatie.
Er bestaat een grote diversiteit aan mensen met allerlei verschillende combinaties van vaardigheden en kenmerken. Beperkingen kunnen het soms lastig maken om mee te doen in de samenleving, en om gebruik te maken van (digitale) informatie- en communicatiemiddelen. Ook kunnen tijdelijke of situationele omstandigheden er voor zorgen dat dit lastig is.
Vaardigheden en kenmerken
Drie categorieën van vaardigheden van individuen zijn van belang bij het gebruik van digitale informatie- en communicatiemiddelen: fysieke, cognitieve en psychosociale.
- Bij fysieke vaardigheden gaat het om het functioneren van het lichaam, waarbij sensorische functies, stem en spraak, uithoudingsvermogen, het bewegingssysteem en mobiliteit van belang zijn.
- Cognitieve vaardigheden gaan over het functioneren van het brein, waarbij bijvoorbeeld geheugen, leren, aandacht, taalvaardigheid, rekenvaardigheid, communicatie en creativiteit van belang zijn.
- Psychosociale vaardigheden betreffen het omgaan met eigen gevoelens en gedachten of met andere mensen of instanties. Motivatie, self-efficacy (vermogen om zelf taken uit te voeren) en sociale vaardigheden zijn hier bijvoorbeeld van belang.
Daarnaast zijn er persoonlijke factoren die de individuele achtergrond van het leven van een individu betreffen. Dit zijn bijvoorbeeld leeftijd, ras, geslacht, opleiding, persoonlijkheid en karakter, bekwaamheden, lichamelijke conditie, levensstijl en -gewoonten, opvoeding, redzaamheid, sociale achtergrond, beroep en ervaringen uit het heden en verleden.
Alle vaardigheden zijn relevant voor het uitvoeren van allerlei taken en dagelijkse routinehandelingen, en het omgaan met stress en andere mentale eisen. Ze zijn ook alle relevant voor het gebruik van digitale middelen (digitale vaardigheden). Beperkingen in vaardigheden kunnen bij een persoon permanent aanwezig zijn (bijvoorbeeld vanwege een stoornis of beperking), tijdelijk optreden (bijvoorbeeld door een ingrijpende levensgebeurtenis), of alleen voorkomen in een bepaalde (gebruiks-)situatie (bijvoorbeeld wanneer je je handen niet kunt gebruiken of als er veel omgevingslawaai is). Dit betekent dat elk individu met bepaalde kenmerken of onder bepaalde omstandigheden problemen kan ervaren in de omgang met digitale middelen.
Bij het gebruik van digitale informatie- en communicatiemiddelen spelen zowel fysieke, cognitieve (waaronder taal) als psychosociale vaardigheden van gebruikers een rol. Beperkingen in een of meer van deze vaardigheden kunnen bij een persoon permanent (bijvoorbeeld vanwege een stoornis of beperking) of tijdelijk (bijvoorbeeld door een ingrijpende levensgebeurtenis) aanwezig zijn, of alleen optreden in een bepaalde gebruikssituatie.
Referentie Microsoft Inclusive Design
Daarnaast zijn er nog persoonlijke kenmerken die een rol kunnen spelen. Deze omvatten: leeftijd, ras, geslacht, opleiding, ervaringen, persoonlijkheid en karakter, bekwaamheden, andere aandoeningen, lichamelijke conditie in het algemeen, levensstijl, levensgewoonten, opvoeding, redzaamheid, sociale achtergrond, beroep en ervaringen uit het heden en verleden.
Referentie International Classification of Functioning (ICF).
Fysieke, cognitieve en psychosociale vaardigheden
De volgende vaardigheden kunnen nodig zijn bij het gebruik van digitale middelen.
REFERENTIES: International Classification of Functioning (ICF), Kranenborg ea (2013), Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2017).
Fysieke vaardigheden
- Sensorische functies: zien, horen, proeven, ruiken, evenwicht bewaren, voelen (tast), pijn ervaren, temperatuur ervaren.
- Stem en spraak: stem, articulatie, vloeiendheid en ritme van spreken, andere vormen van stemgebruik.
- Hart en bloedvaten, hematologisch systeem, afweersysteem en ademhalingsstelsel: uithoudingsvermogen.
- Bewegingssysteem: functies van gewrichten en botten, spierfuncties, bewegingsfuncties.
- Mobiliteit (toepassen van het bewegingssysteem): veranderen en handhaven van lichaamshouding en uitvoeren van transfers; dragen, optillen, verplaatsen en manipuleren van iets of iemand (gebruik voeten, benen, handen en armen); lopen en zich verplaatsen; zich verplaatsen per vervoermiddel.
Cognitieve vaardigheden
- Basis cognitieve vaardigheden: bewustzijn, oriëntatie (ruimtelijk inzicht), intellectuele functies (IQ, schoolprestaties), slaap, aandacht, geheugen (geheugenspanne, herinnering), psychomotorische functies (bewuste bewegingen), perceptie (van patronen ‘Gestalt’, perceptuele snelheid), denken, taal, rekenen, sequentie bij complexe bewegingen en snelheid.
- Leren: nadoen, herhalen, lezen, schrijven, rekenen, associatief leervermogen.
- Toepassen van kennis: aandacht, denken (redeneren), lezen, schrijven, rekenen, problemen oplossen, besluiten nemen.
- Communicatie: begrijpen en uiten van gesproken en geschreven boodschappen, begrijpen en uiten van non-verbale boodschappen, begrijpen en uiten van gebarentaal, een conversatie voeren, gebruik maken van communicatie-apparatuur en -technieken.
- Creativiteit: dingen benoemen, gevoeligheid voor problemen, associatievermogen en -snelheid.
Psychosociale vaardigheden
- Basis psychosociale vaardigheden: temperament (stressoren onder ogen zien en aanpakken of ontkennen en vermijden), persoonlijkheid (normen en waarden, overtuigingen zoals optimisme of passiviteit), energie en driften, stemming, emotieherkenning, ervaren van zelf en tijd (tijdsbesef), ‘theory of mind’ (het zich een beeld kunnen vormen van het perspectief van een ander), zelfcontrole (vermogen om gedragsneigingen te veranderen of te onderdrukken en gedrag, gedachten en emoties te reguleren).
- Tussenmenselijke interacties en relaties (basale en complexe, met bekenden en onbekenden, formele en informele, intieme): sociale vaardigheden, overzicht kunnen houden in sociale situaties, gedrag kunnen aanpassen aan sociale situaties, onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken in sociale situaties, inzicht in privacy hebben.
- Motivatie voor taken en activiteiten: beginnen aan een taak (doenvermogen), plezier en voldoening tijdens taakuitvoering, self-efficacy (vermogen om zelf taken uit te voeren), initiatief nemen, faalangst, angst voor technologie, hulp kunnen vragen, behoefte aan ondersteuning.
Digitale vaardigheden
Er zijn ook specifieke vaardigheden die nodig zijn voor het gebruik van digitale middelen. Dit wordt ook al wel digitale geletterdheid genoemd. Digitale geletterdheid omvat de volgende specifieke vaardigheden: Referentie: https://www.kennisnet.nl/digitale-geletterdheid/
- ICT-basisvaardigheden
- basisbegrip van ICT: het kunnen benoemen van functies van computers en computernetwerken.
- infrastructuur: het kunnen benoemen, aansluiten en bedienen van hardware, het kunnen bedienen van verschillende apparaten en programma’s en het kunnen opslaan en toegankelijk maken van informatie.
- standaardtoepassingen: het kunnen omgaan met standaard-kantoortoepassingen en andere softwareprogramma’s voor onder meer internetgebruik, beeldbewerking, samenwerking en betalingsverkeer.
- veiligheid: het op de hoogte zijn van – en kunnen omgaan met – beveiligings- en privacyaspecten in het kader van persoonlijke en financiële gegeven
- Informatievaardigheden: Je kunt een informatiebehoefte signaleren en analyseren, en op basis hiervan relevante informatie zoeken, selecteren, verwerken en gebruiken.
- Mediawijsheid: Kennis, vaardigheden en mentaliteit die nodig zijn om bewust, kritisch en actief om te gaan met media.
- ‘Computational thinking’: Problemen op een zodanige manier formuleren dat het mogelijk wordt om een computer of ander digitaal gereedschap te gebruiken om het probleem op te lossen.
Omstandigheden
Ingrijpende levensgebeurtenissen
Mensen kunnen tijdelijk te maken hebben met gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op hun fysieke, cognitieve en psychosociale functioneren. Voorbeelden van ingrijpende levensgebeurtenissen zijn: huwelijk, een kind krijgen, echtscheiding, ontslag, pensioen, dood van een geliefde, persoonlijk letsel of ziekte, financiële problemen, gevangenschap. Bij dergelijke gebeurtenissen moeten vaak allerlei zaken geregeld worden. Dit zijn zaken die normaal gesproken geen moeite zouden kosten, maar die dan juist wel een probleem vormen.
https://www.stress.org/holmes-rahe-stress-inventory
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/levensgebeurtenissen
Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren van het gebruik van technologie kunnen op dat moment invloed hebben op het fysiek, cognitief en psychosociaal functioneren van gebruikers.
- Producten en technologie
- Producten en technologie voor divers gebruik (in het dagelijks leven, onderwijs, werk, cultureel, ontspanning en sport, religie en spiritualiteit), voor communicatiedoeleinden, voor verplaatsing van personen binnenshuis en buitenshuis en voor vervoer.
- Technische aspecten van gebouwen en aspecten van ruimtelijke ordening.
- Activa.
- Fysieke omgeving: fysische geografie, bevolking, flora en fauna, klimaat, natuurlijke gebeurtenissen, licht, cyclische veranderingen in de tijd, geluid, trillingen, luchtkwaliteit.
- Sociale omgeving
- Ondersteuning en relaties: naaste en verre familie, vrienden, kennissen, leeftijds- en seksegenoten, collega’s, buren en stad- of dorpsgenoten, meerderen, ondergeschikten, persoonlijke verzorgers en assistenten, onbekenden, gedomesticeerde dieren, hulpverleners in de gezondheidszorg en andere dienstverleners.
- Attitudes van anderen: over ondersteuning en relaties, maatschappelijke attitudes, sociale normen, gewoonten en ideologieën
- Maatschappelijke omgeving (diensten, systemen en beleid): productie van consumentenproducten, bebouwde omgeving, ruimtelijke ordening, huisvesting, openbare nutsvoorziening, communicatie, vervoer, ter bescherming van bevolking, · juridische zaken, organisatorische verbanden, media, economische zaken, sociale zekerheid, welzijn, gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en politieke zaken.