(Licht) Verstandelijke Beperking

Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben aanzienlijke beperkingen in hun cognitieve ontwikkeling en in hun adaptieve vaardigheden. Er is sprake van aanzienlijke beperkingen als iemand niet kan voldoen aan wat bij de leeftijd en de eigen cultuur in het algemeen verwacht wordt.

Het ziet er allemaal zo ongezellig uit.

Robin, 22

6% van de Nederlandse bevolking heeft een IQ tussen de 50 en 85. Dat zijn 1 miljoen mensen.

Bron: kenniscentrumlvb.nl

Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben aanzienlijke beperkingen in hun cognitieve ontwikkeling en in hun adaptieve vaardigheden. Dit wordt ook wel sociaal aanpassingsvermogen genoemd. Er is sprake van aanzienlijke beperkingen als iemand niet kan voldoen aan wat bij de leeftijd en de eigen cultuur in het algemeen verwacht wordt.

Een licht verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70. In Nederland kunnen mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 soms ook gebruik maken van de zorg voor mensen met een LVB.

Adaptieve vaardigheden zijn:

  • conceptuele vaardigheden, zoals lezen, schrijven en rekenen;
  • sociale vaardigheden, zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen;
  • praktische vaardigheden, zoals persoonlijke verzorging en gebruik maken van het openbaar vervoer.

Tips

Ontwerpen voor inclusie met personen met een licht verstandelijke beperking (LVB)

tip.description: Als je ontwerpt voor inclusie met personen met een licht verstandelijke beperking, zorg dan voor realistische omstandigheden, diversiteit en een duidelijke rol voor verzorgers of begeleiders.

Omgaan met deelnemers

tip.description: Bij ontwerpen voor inclusie betrek je vertegenwoordigers van de doelgroep, samen met andere stakeholders. Zowel bij het ontwerpen als bij het (tussentijds) evalueren. De omgang met deelnemers is daarbij van groot belang. Dat uit zich in het proces en de setting, je houding en gedrag en de gebruikte gesprekstechnieken.

Maken van notities

tip.description: Notities zijn vaak een aanvulling op andere vormen van vastleggen van informatie. Bedenk vooraf wat je wilt vastleggen. En hoe. Bedenk of je een notitiestructuur wilt hanteren of dat je dit open wilt laten. Geef iemand specifiek de rol van notulist, zeker als er meerdere deelnemers zijn.

Evalueren met deelnemers en projectteam

tip.description: Geef deelnemers de mogelijkheid hun ervaringen over deelname te delen. Dit geeft inzicht in wat goed ging en als prettig werd ervaren door de deelnemers bij het uitvoeren van de methode of wat de volgende keer anders of beter zou kunnen.

Vaardigheden

Cognitieve snelheid

  • De gebruiker moet zelf de snelheid van de interactie bepalen, pauze kunnen nemen en stoppen.

Aanraders

  • Geef gebruikers voldoende tijd om informatie te lezen, te verwerken en te gebruiken.
  • Geef gebruikers voldoende tijd om tekst in te voeren en te corrigeren.
  • Sta toe dat gebruikers terug kunnen gaan naar een vorig scherm.

Afraders

  • Toon niet te veel informatie tegelijkertijd. Bied het alleen aan op het moment dat het relevant is.
  • Vermijd een indicatie van voor­tgang of een time-out; dit geeft te veel druk voor de gebruiker en leidt af van de taak.
  • Ga niet automatisch door naar een volgend scherm. Geef gebruikers zelf de controle hier­over.

Visuele perceptie

  • Zorg ervoor dat het scherm een rustige uitstraling heeft.
  • Gebruik een groot contrast tussen voorgrond en achtergrond, om het gemakkelijker te maken elementen te onderscheiden.
  • Gebruik visuele middelen om belangrijke elementen te benadrukken.
  • Plaats elementen die bij elkaar horen dicht bij elkaar.

Aanraders

  • Gebruik een groot font voor de tekst.
  • Maak knoppen duidelijk herken­baar. Bij­voor­beeld door het contrast met de achtergrond te vergroten of schaduw te gebruiken.
  • Als een knop is geactiveerd, dan moet dit duidelijk visueel worden weer­gegeven.
  • Plaats tekst dicht bij de bijbehorende knop en vragen dicht bij de ant­woorden.
  • Plaatjes moeten een duidelijke lijnvoering en contrast hebben.
  • Plaats plaatjes altijd op dezelf­de locatie, zodat ze gemak­kelijk terug te vinden zijn (position recall).
  • Gebruik schaduw en kleurnuances om dunne of platte objecten weer te geven.

Categoriseren

  • Categoriseer elementen op basis van een uniek kenmerk (waar wordt het voor gebruikt) of een situationeel kenmerk (waar wordt het gebruikt). Zodat het betekenis krijgt voor de gebruiker.
  • Menu-opties moeten tot dezelfde klasse behoren. Gevolgen van keuzes moeten duidelijk zijn.
  • Keuzemenu’s moeten een consistent formaat hebben. Bied bijvoorbeeld knoppen aan met plaatjes en korte teksten, voor elke categorie of commando.

Denken (redeneren)

  • Categoriseer elementen op basis van een uniek kenmerk (waar wordt het voor gebruikt) of een situationeel kenmerk (waar wordt het gebruikt). Zodat het betekenis heeft voor de gebruiker.
  • Menu-opties moeten tot dezelfde klasse behoren.
  • Gevolgen van keuzes moet duidelijk zijn voor de gebruiker.
  • Keuzemenu’s moeten een consistent formaat hebben. Bied bijvoorbeeld knoppen aan met plaatjes en korte teksten, voor elke categorie of commando.
  • Gebruik animaties om concepten die te maken hebben met tijd, processen, verhalen en oorzaak/effect-relaties over te brengen.
  • Elk scherm moet zoveel mogelijk dezelfde opbouw hebben.
  • Bied voldoende aanwijzingen en hulp als er iets onverwachts gebeurt.

Aanraders

  • Geef concrete voor­beelden bij abstracte informatie.
  • Plaats objecten en teksten die bij elkaar horen dicht bij elkaar.
  • Gebruik afbeeldingen om relaties tussen objecten te tonen.
  • Afbeeldingen moeten passen bij de wereld van de gebruiker. Let bij­voor­beeld op diversiteit in etniciteit, leeftijd, sociale status, zonder stereo­typen te gebruiken.
  • Maak het mogelijk voor de gebruiker om zelf data ruimtelijk te ordenen. Bij­voor­beeld samenbrengen van eerder gebruikte documenten.
  • Plaats de meest populaire opties of nieuw beschikbare opties in een menu bovenaan.
  • Maak gebruik van geneste categorieën, zodat de gebruiker steeds maar uit een beperkte lijst met opties hoeft te kiezen.
  • Gebruik visuele middelen, zoals grote iconen en kleurcodering, als een geheugensteuntje voor relaties tussen categorieën.
  • Maak een logisch verband tussen een vraag of instructie en de ant­woordmogelijkheden. Herhaal de vraag in de ant­woorden.
  • Plaats afbeeldingen in een natuurlijke, logische volgorde.
  • Help gebruikers om niet te verdwalen in hun proces. Gebruik een­voudige reminders.

Afraders

  • Gebruik geen alfabetische ordening van elementen. Die is nietszeggend voor laag­geletterden.
  • Let er op dat afbeeldingen niet kinderachtig zijn.
  • Forceer gebruikers niet om data in een voor­geschreven formaat (bij­voor­beeld een lijst) te ordenen.
  • Beperk het aantal opties in een menu.
  • Vermijd menu’s waar scrollen voor nodig is, omdat opties dan verborgen zijn.
  • Gebruik zo min mogelijk menu-hiërarchieën.
  • Vermijd onnodige stappen in een proces.
  • Als de gebruiker gegevens invoert, ververs dan niet de pagina (waardoor de locatie van het invoerveld verandert).

Rekenen

  • Vermijd dat de gebruiker zelf moet rekenen of berekeningen moet interpreteren.
  • Toon hoeveelheden door middel van grafische elementen.

Aanraders

  • Gebruik discrete schalen met absolute getallen, geen continue schalen (bij­voor­beeld een schaal met rapportcijfers 1 tot 10)
  • Schrijf cijfers in nummers, behalve als het om een groot aantal gaat (bij­voor­beeld 4 miljoen).

Afraders

  • Gebruik geen lange cijfers of cijfers met decimalen.
  • Vraag liever niet naar een ingewikkeld exact getal. Bij­voor­beeld: vraag of de bloeddruk hoog is, in plaats van wat de exacte waarde is.

Taalvaardigheid

  • Structureer informatie in kleine brokken. Hoe meer gestructureerd een document is, hoe beter het is te begrijpen. Voeg ook een visuele structuur toe aan het document.
  • Gebruik eenvoudige taal.
  • Gebruik iconen of een animatie bij tekst. Ze moeten concreet zijn en laten zien hoe je iets moet doen.
  • De zoekfunctie moet een centrale plaats in het systeem hebben.

Aanraders

  • Gebruik paragrafen om de structuur van de tekst duidelijk te maken.
  • Gebruik kopjes die het onderwerp van de paragraaf weergeven.
  • Tabellen kunnen helpen om tekst kort samen te vatten. Dit kan beter te begrijpen zijn dan volledige paragrafen.
  • Maak het heel duidelijk dat de gebruiker bepaalde functionaliteiten kan gebruiken en maak duidelijk wat ze betekenen.
  • Wees consistent in het ont­werp en locatie op het scherm van informatie, instructies en knoppen.
  • Maak het een­voudiger voor gebruikers om content te zien en te horen. Bij­voor­beeld door voor­grond en achtergrond goed van elkaar te ondersc­heiden.
  • Orden resultaten zo dat de meest gewenste keuzes bovenaan staan.
  • Hyperlinks moeten consistent worden gepresenteerd.
  • Sla ant­woorden van gebruikers op vragen op.
  • Gebruik korte, maar volledige zinnen in gesproken berichten. Verwijs niet naar abstracte concepten.
  • Geef een gebruiker de mogelijk­heid om in een gesproken tekst (gedicteerd) fouten te herstellen. Door woorden opnieuw te dicteren. Door een keuze te maken uit een lijst van mogelijke correcte woorden. Of door diens eigen stem op te nemen.
  • Bied de mogelijk­heid aan om verschillende talen te kiezen, of de tekst te vertalen.

Afraders

  • Vermijd de noodzaak om te scrollen.
  • Vermijd lange opsommingen. Gebruik bullets, streepjes of nummers voor korte opsommingen.
  • Hyperlinks middenin een tekst kunnen verwarrend zijn. Overweeg om ze als een lijstje aan het eind van de tekst op te nemen.

Leren

  • Bied ondersteuning aan in de vorm van hulppagina’s, tooltips en tutorials.
  • Is een gebruiker nog onervaren met je applicatie? Bied animaties en tips aan om uit te leggen hoe de applicatie te gebruiken. Een hulpfunctie helpt om de taak sneller uit te voeren. Daarnaast stelt het de gebruiker gerust. Ook vermindert het onzekerheid en verwarring bij de gebruiker.
  • Bied een beknopte tutorial aan, om uit te leggen wat het systeem kan en hoe de interface te bedienen. Deze moet ook uitleg geven over gebruikte bedieningselementen en terminologie.
  • Een virtueel karakter (avatar) die instructies geeft over hoe het systeem te bedienen. Dit geeft een persoonlijkheid aan het systeem.
  • Hulp moet geïntegreerd zijn in de gebruikersinterface. Bijvoorbeeld via hints, visuele instructie en/of animaties.
  • Het systeem moet de gebruiker stimuleren om het scherm (interface) te verkennen. En om vertrouwd te raken met de mogelijkheden.
  • Is een actie van gebruiker geaccepteerd door het systeem? Geef dan direct visuele en auditieve feedback . Zo stel je de gebruiker gerust en moedig je 'm aan.

Aanraders

  • Geef gebruikers de optie voor uitleg voor­af, als het om een complexe taak gaat.
  • Spraak is geschikt om persoonlijk contact met de gebruiker te krijgen. Als het mogelijk is, spreek de gebruiker dan direct aan (gebruik de naam van de gebruiker).
  • Bied hulp aan op alle schermen. Overweeg om een virtueel karakter te gebruiken, dat gesproken uitleg kan geven op elk scherm.
  • Als een gebruiker een tijd niets heeft gedaan, bied dan suggesties of hints over wat de gebruiker kan doen.
  • Bied de mogelijk­heid aan om met een menselijke helpdesk in contact te komen, bij­voor­beeld telefonisch.
  • De interface (scherm) moet visueel boeiend en aantrek­kelijk zijn. Hiermee help je gebruikers over hun angst voor technologie heen te komen.

Afraders

  • Instructies moet niet alleen uitleggen wat te doen, maar ook hoe het te doen.

Aandacht en focus

  • Zorg ervoor dat het scherm een rustige uitstraling heeft.
  • Toon niet te veel informatie tegelijkertijd. Bied het alleen aan op het moment dat het relevant is.
  • Kies een titel (en eventueel een subtitel) die het onderwerp van de tekst weergeeft. Gebruik kopjes om de aandacht te vestigen op belangrijke punten en om de inhoud samen te vatten.
  • Gebruik visuele middelen om belangrijke delen van de informatie aan te duiden. Hierdoor kan de gebruiker de informatie ook beter onthouden.
  • Geef notificaties aan gebruikers over binnenkomende boodschappen: aankondigingen, alarmen, feedback over gebruikersacties, status van een proces en foutmeldingen. Deze moeten op natuurlijke wijze de aandacht trekken, zonder dat de gebruiker dit heeft hoeven aanleren.
  • Maak het heel vanzelfsprekend dat je input van de gebruiker verwacht. Bijvoorbeeld door animaties, knipperen, ontwerp van knoppen en invoervelden.

Aanraders

  • Gebruik veel witte ruimte en kleur om de aandacht te trekken.
  • Maak een goed onderbouwde keuze voor het gebruik van presentatie-modaliteiten.
  • Gebruik een enkele kolom voor de inhoud.
  • Is een boodschap urgent of is er directe actie nodig? Dan moet het systeem de aandacht trekken van de gebruiker, bij­voor­beeld door visuele effecten (flikkeren) of geluidssignalen.
  • Gebruik bij een complexe boodschap een tekstveld. Overweeg om die automatisch voor te laten lezen (spraaksynthese).
  • Gebruik voor een­voudige, korte berichten bij voor­keur een audio-notificatie. Audio is minder af­leidend en onderbreekt niet de gebruikersacties.
  • Maak de afstand tussen gerelateerde teksten en objecten zo klein mogelijk. Plaats bij­voor­beeld tekst op knoppen en vragen dicht bij de ant­woordopties.
  • Toon de resultaten van gebruikersacties in het aandachtsgebied van de gebruiker (bij­voor­beeld direct rechts van of beneden het invoerveld).

Afraders

  • Gebruik geen af­leidende functies, tekst of afbeeldingen.
  • Vermijd lange lijsten door informatie in kaders samen te brengen.
  • Vermijd advertenties, pop-ups of links naar andere pagina’s.
  • Realiseer je dat multimodale informatie niet altijd beter begrepen wordt.
  • Vermijd achtergrondgeluid en plaatjes die af­leiden. Gebruik ze wel als je de aandacht van de gebruiker wil vangen.
  • Verdeel de tekst die bij elkaar hoort niet over verschillende schermen.

Auditief begrip

Aanraders

  • Voor sommige gebruikers is het om de betekenis van geluidssignalen te ont­houden. Overweeg om korte gesproken boodschappen te gebruiken.
  • Spraak is geschikt om persoonlijk contact met de gebruiker te krijgen. Als het mogelijk is, spreek de gebruiker dan direct aan (gebruik de naam van de gebruiker).
  • Bied de mogelijk­heid aan om met een menselijke helpdesk in contact te komen, bij­voor­beeld telefonisch.
  • Gebruik korte, maar volledige zinnen in gesproken berichten. Verwijs niet naar abstracte concepten.

Afraders

  • Beperk het aantal opties dat wordt voor­gelezen in een spraakinterface. Geef de gebruiker de mogelijk­heid om tussentijds al een keuze te maken of om opties als voor­keuren aan te merken.

Problemen oplossen

  • Probeer om fouten te vermijden. Zorg ervoor dat incorrecte invoer onmogelijk wordt gemaakt.
  • Voorkom fouten, laat het systeem begeleiding en hulp geven. Leg de fout duidelijk uit en begeleid de gebruiker bij wat vervolgens te doen.
  • Als een fout niet hersteld kan worden, laat dan zien wat de consequentie is.

Aanraders

  • Waarschuw gebruikers als een actie­serieuze consequenties kan hebben, zoals het verwijderen van een bestand.
  • Bied altijd een ‘undo’-functie aan om een fout te herstellen.
  • Geef een­voudige, duidelijke instructies om invoer van gebruikers te corrigeren.
  • Plaats foutmeldingen bij het relevante veld.
  • Geef regelmatig een tussentijds overzicht, zodat fouten in een vroeg stadium geïdentificeerd en gecorrigeerd kunnen worden.

Afraders

  • Voor­kom dat gebruikers terug moeten gaan om een fout te herstellen.

Creativiteit (ideevorming)

  • Het systeem moet de gebruiker stimuleren om het scherm (interface) te verkennen en vertrouwd te raken met de mogelijkheden.
  • Geef notificaties aan gebruikers over binnenkomende boodschappen: aankondigingen, alarmen, feedback over gebruikersacties, status van een proces en foutmeldingen. Deze moeten op natuurlijke wijze de aandacht trekken, zonder dat de gebruiker dit heeft hoeven aanleren.
  • Maak duidelijk welke acties een gebruiker kan nemen, waarom de actie belangrijk is en wie erbij kan helpen.
  • Probeer fouten te vermijden. Zorg ervoor dat incorrecte invoer onmogelijk wordt gemaakt. Komen fouten toch voor? Dan moet het systeem begeleiding en hulp geven. Leg de fout uit en begeleid de gebruiker bij wat vervolgens te doen.
  • Schrijf eenvoudige en duidelijke foutboodschappen. Toon duidelijk het onderdeel van het systeem waar de fout aan gerelateerd is.

Aanraders

  • Is een boodschap urgent of is er directe actie nodig? Dan moet het systeem de aandacht trekken van de gebruiker, bij­voor­beeld door visuele effecten (flikkeren) of geluidssignalen.
  • Gebruik bij een complexe boodschap een tekstveld. Overweeg om die automatisch voor te laten lezen (spraaksynthese).
  • Maak het heel vanzelf­sprekend dat gebruikersinput wordt verwacht. Bij­voor­beeld door animaties, knipperen, ont­werp van knoppen en invoervelden.

Privacy

  • Moeten gebruikers ergens toestemming voor geven? Leg dan duidelijk uit wat de opties zijn. Zorg ervoor dat elke privacy-stelling op zichzelf te lezen en begrijpen is (geen verwijzing naar andere stellingen).
  • Wordt er spraak gebruikt voor invoer of uitvoer? Dan mag het niet mogelijk zijn dat andere personen kunnen meeluisteren (gebruik koptelefoon).
  • Het systeem moet vertrouwen wekken en veilig zijn.

Aanraders

  • Laat op een bevestigingspagina altijd zien welke opties gebruikers hebben geselecteerd. Bied de mogelijk­heid om hier nog dingen aan te veranderen of te annuleren.

Afraders

  • Spraak is geschikt voor persoonlijk contact, maar gebruik het niet voor persoonlijke informatie.

Self-efficacy (zelfredzaamheid)

  • Het systeem moet altijd geruststellende en bemoedigende feedback geven.
  • Geef notificaties aan gebruikers over binnenkomende boodschappen: aankondigingen, alarmen, feedback over gebruikersacties, status van een proces en foutmeldingen. Deze moeten op natuurlijke wijze de aandacht trekken, zonder dat de gebruiker dit heeft hoeven aanleren.
  • Bied hulp en documentatie aan: kort, makkelijk doorzoekbaar en in begrijpelijke taal geschreven.

Aanraders

  • Maak een duidelijk ondersc­heid tussen normale meldingen en foutmeldingen.
  • Laat het verschil zien tussen fouten door de gebruiker en van het systeem.
  • Bied automatische ondersteuning, zoals automatische tekstcorrectie en -suggesties, of aanvullingen van woorden.
  • Geef de gebruiker voldoende tijd om tekst in te voeren en te corrigeren.
  • Maak het mogelijk om naar een andere pagina te navigeren zonder ingevoerde data te verliezen. Via een terugknop of via de browser.
  • Feedback moet helpen om het systeem conceptueel te begrijpen, en de mogelijk­heid bieden om dingen uit te proberen zonder nadelige gevolgen.

Afraders

  • Maak instructies niet moeilijk en lang. Gebruik geen moeilijke woorden.